Overige

(1) Rots en water binnen Geestelijke Gezondheidszorg

† Beijersbergen, B., Versantvoort, C.

Sinds september 2004 wordt Rots en Water aangeboden bij de GGz in ’s-Hertogenbosch ter ondersteuning van de behandeling van adolescenten. Er is bij de GGz in ’s-Hertogenbosch een aparte afdeling voor adolescenten, aangezien het een specifieke doelgroep betreft. Want naast de psychische problemen die de cliënten hebben, zitten ze in een lastige overgangsfase in hun leven; Die van puber naar volwassene. In deze fase moeten jongeren keuzes maken op diverse levensgebieden, en hun eigen identiteit ontwikkelen.

Het behandelaanbod voor deze adolescenten bestaat, zeker voor de ambulante afdeling, voornamelijk uit verbale therapie of uit begeleidingsgesprekken. Ook de diverse vormen van groepstherapie zijn verbaal gericht.

De overweging om Rots en water in te voeren was tweeledig: Bij de jongens viel op dat ze nauwelijks gebruik maakten van (verbale) therapie vormen, terwijl er toch veel jongens vast lopen in hun ontwikkeling, en gedragsproblemen laten zien. Bij de meiden viel op dat er een zeer hoog percentage aangaf problemen te ervaren m.b.t het stellen van grenzen, zelfvertrouwen en assertiviteit, maar hier in de reguliere begeleidingsgesprekken onvoldoende aan konden werken. Praten over gebrekkig zelfvertrouwen laat dit niet groeien, positieve ervaringen opdoen wel.

Vier medewerkers hebben de trainersopleiding Rots en water gevolgd, en na de voorbereidende fase zijn we in september 2004 van start gegaan. Rots en water wordt als deeltijdprogramma aangeboden in de vorm van een vaardigheidstraining. Er zijn aparte groepen voor jongens en voor meiden, elk met twee trainers. Er zijn inmiddels drie meiden groepen en twee jongensgroepen geweest.

De ervaringen die we met deze groepen hebben opgedaan zijn zeer positief. Als eerste valt op dat de belangstelling om aan het programma deel te nemen hoog is. Daarnaast valt op dat het aantal afhakers minimaal is, zeker in vergelijking met andere groepen. Deelnemers zijn gemotiveerd om het programma te volgen, en er ontstaat een duidelijke groepscohesie. De deelnemers geven aan dat ze veel aan de training hebben; het sluit aan bij de gebieden waar ze zichzelf in willen ontwikkelen. Het wordt gezien als een goede aanvulling op de reguliere behandeling. Uit de enquêtes die gehouden zijn na afloop van de trainingen blijkt dat het zelfvertrouwen van de deelnemers is toegenomen en dat hun vaardigheden om met lastige situaties om te gaan groter zijn worden. Dit blijkt ook uit het onderzoek dat is afgenomen bij de deelnemers; Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de “coping” (hoe ga je met problemen om) verschuift. De hulpverleners van de betreffende cliënten onderschrijven dit beeld. Zij zien dat de deelnemers zich door de training ontwikkelen. Ze zijn zelfbewuster, krachtiger, maar ook beter in staat om niet toe te geven aan impulsen. De zelfbeheersing neemt toe.
In een aantal gevallen kon na het volgen van het rots en water programma de behandeling worden afgesloten.

Conclusie
Bij de GGz ‘s-Hertogenbosch is het Rots en water programma ingevoerd als een vaardigheidstraining voor adolescenten. Het programma blijkt een waardevolle aanvulling te zijn binnen het reguliere behandelaanbod van de GGz, en voorziet duidelijk in een behoefte. Cliënten geven aan dat het volgen van het Rots en Water programma een positieve effect heeft. Hulpverleners onderschrijven dit. Er is vanuit andere GGz instellingen belangstelling om het rots en water programma eveneens op te nemen in het behandelaanbod.

(2) Rots en Water scriptie door: Jolanda Clemens (2004)

Wat zijn de effecten van de Rots en Water training bij jongens en zijn er verschillen in effecten tussen autochtone en allochtone jongens?

In dit onderzoek stonden een aantal vraagstellingen centraal. In hoeverre is na het volgen van de Rots en Water-training sprake van een verandering in de kennis, de attitude, het gedrag en de vaardigheden van de jongens met betrekking tot het onderwerp victimization? In hoeverre is er een onderling verschil te constateren in de motivatie vooraf en de effectiviteit van de training tussen de Nederlandse jongens, de Marokkaanse jongens en de Turkse jongens? De verwachting vooraf was dat het onderzoek een effect zou laten zien in de kennis over het onderwerp victimization en in de attitude van jongens. Uit dit onderzoek is gebleken dat een aantal kennisitems een significant verschil laat zien voor de hele groep. Dit zijn de items: ‘terugschoppen’, ‘stiekem spelen’ en ‘geld beloven’. De jongens hebben geleerd dat het niet goed is iemand die hen schopt gelijk terug te schoppen, ze hebben geleerd dat ze niet stiekem met iemand mee moeten gaan als ze niet zeker weten of ze het leuk vinden. En ze hebben geleerd dat ze niet zomaar met iemand mee moeten gaan die hen geld belooft. Als we de hele groep opdeelden in een Nederlandse groep en een allochtone groep jongens dan laat de Nederlandse groep jongens op deze items geen significante verschillen zien. De allochtone groep wel, namelijk op het item ‘terugschoppen’. Er zijn significante verschillen geconstateerd op de variabelen attitude en vaardigheden. Deze verschillen zijn geconstateerd voor de hele groep, als ook apart voor de groep Nederlandse jongens en de groep van allochtone jongens. Het verschil tussen de groepen Nederlandse en allochtone jongens is op de variabele attitude is significant. Er is na het volgen van de training sprake van een negatievere attitude ten opzichte van victimization en de jongens zijn meer bereid anderen te helpen als dat nodig is. De vaardigheden van de jongens zijn ook significant vooruit gegaan. Ze durven sneller hulp te vragen en ze durven sneller te zeggen als ze iets vervelend vinden. Het verschil tussen de groepen Nederlandse jongens en allochtone jongens is niet significant. Op de variabelen motivatie/effect en gedrag zijn geen significante verschillen geconstateerd in dit onderzoek. Er zijn geen significante verschillen gevonden voor een verschil in motivatie of effect tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Wat betreft de variabele gedrag is er significant niks veranderd in het gevoel wat kinderen hebben in een situatie van victimization. De frequentie is niet significant veranderd en hun manier van reageren is niet significant veranderd.

 

(3) Onderzoek naar effectiviteit Rots en Water programma (RSg Schagen)

Straathof, W. (2004)

Tijdens dit onderzoek zijn er 200 derdeklassers van de RSg Schagen ondervraagd, voorafgaand aan en volgend op het volgen van de modules Rots en Water.